Inmiddels heb ik mogen ervaren hoe de nieuwe richtlijn uitpakt. Vorige week is zelfs de eerste jaarrekening waarbij werd uitgegaan van waardering op basis van actuele waarde met de betrokken accountant besproken. Dat gesprek is gelukkig uitstekend verlopen en de betreffende jaarrekening zal zijn goedkeuring wel krijgen. De ervaringen die ik in verschillende trajecten heb opgedaan stemmen mij echter niet gelukkig. Daar waar de richtlijn, inclusief een uitgebreide handreiking, meer duidelijkheid moest verschaffen riep deze vooral veel vragen op.
De problemen manifesteerden zich op vele terreinen:
- De wijze waarop de zogenaamde componentenmethode moest worden toegepast;
- De wisselwerking tussen afschrijving op basis van historische kosten enerzijds en bedrijfswaarde anderzijds;
- De interpretatie van het begrip "marktwaarde";
- De wijze van toerekening van kosten via een kostenverdeelstaat;
- De verwerking van de vele waardemutaties in het vermogen en/of het resultaat;
- Enz.
Met hangen en wurgen zijn we er op al deze fronten wel uitgekomen, getuige ook de instemmende houding van de betrokken accountant. De vele discussies en interpretaties die daaraan vooraf gingen doen mij echter vermoeden dat van een toegenomen eenduidigheid in de verslaggeving geen sprake zal zijn.
Het eindresultaat is een jaarrekening die voor de relatieve leek totaal niet meer te begrijpen is. Knappe commissaris die er nog iets van begrijpt. Jammer van al die moeite !