Het was nog in mijn NWR-tijd dat collega Mario in onze
afdelingsrubriek in het fameuze Woningraad Magazine aandacht besteedde aan het
gebruik van rendementsverwachtingen bij investeringsafwegingen. De exacte titel
kan ik mij niet herinneren maar wat mij al die jaren is bijgebleven is de tekst
“BARstens interessant of NARigheid”. Het was een eerste aanzet naar een meer
rendementsgerichte benadering, in een tijd waarin het fenomeen “onrendabele
top” al stevig verankerd was in corporatieland. Inmiddels zijn we bijna 20 jaar
verder en moet ik constateren dat de onrendabele top nog steeds de boventoon
voert bij investeringsanalyses…. en dat is jammer !!
Nog bijna wekelijks komen vragen langs als “Hoe hoog mag de
onrendabele top zijn ?”, “Moet ik de grens voor de onrendabele top verhogen van
€ 50.000 naar € 70.000 per woning ?” of “Hoe hoog mag de onrendabele top zijn
bij een investering in maatschappelijk vastgoed ?”. Vragen die moeilijk te
beantwoorden zijn omdat de wijze waarop de methodiek wordt gebruikt enkele
belangrijke nadelen kent. Wat mij betreft zijn het ontbreken van een
risicomaatstaf en de onvergelijkbaarheid van eenheden de belangrijkste. Om met
dat laatste te beginnen: Onzelfstandige eenheden zijn moeilijk te vergelijken
met zelfstandige eenheden en grondgebonden woningen moeilijk met gestapelde
eenheden. En over hoeveel eenheden praat je bij een investering in
maatschappelijk vastgoed ?
Vanuit de beleggingsleer is verder bekend dat risico en
rendement(seisen) onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Gezien het feit dat
het vastgoed waarin wordt geïnvesteerd ook een beleggingsfunctie
vertegenwoordigt en bovendien het thema risicomanagement bij de meeste
corporaties hoog op de agenda staat is het vreemd dat verschillen in
risicoperspectief veelal geen rol spelen in de afweging die wordt gemaakt.
Een oplossing voor de hiervoor gesignaleerde knelpunten is
snel gevonden door het verwachtte rendement op een investering centraal te
stellen in plaats van de onrendabele top. Voor wat betreft de rendementseisen
die aan investeringen worden gesteld is dan primair ‘de markt’ de referentie.
Afhankelijk van het segment waarin wordt geïnvesteerd kan een rendementsoffer
ten opzichte van een marktconform rendement worden geaccepteerd. Per segment
zal daartoe moeten worden vastgesteld welk offer men bereid is te brengen. De
segmenten die worden onderscheiden en de acceptabel geachtte rendementsoffers
vormen de rendementsmatrix waaraan elk investeringsvoorstel vervolgens wordt
getoetst.
Ingewikkeld ? …. Helemaal niet ! Het rendement op een
investering wordt berekend op basis van exact dezelfde onderleggers die worden
gebruikt voor het berekenen van de onrendabele top. Dat betekent dat op dit
punt kan worden volstaan met een stevige discussie over de te hanteren parameters.
Voor het vaststellen van marktconforme rendementen zijn - onder andere door de
introductie van de Aedex benchmark - prima toepasbare methodieken ontwikkeld in
samenspraak met enkele gerenommeerde taxateurs. Wat resteert is de vraag hoe
groot het rendementsoffer mag zijn. Dat is een keuze die alleen de corporatie
zelf moet maken. Belangrijk daarbij is dat onder aan de streep het rendement op
de vastgoedportefeuille toereikend blijft om de financiële- en maatschappelijke
continuïteit van de organisatie te kunnen waarborgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten