donderdag 21 juni 2012

IPD/aeDex biedt interessant instrumentarium in moeilijke tijden, ook voor kleine en middelgrote corporaties


De investeringscapaciteit van woningcorporaties staat onder druk. Corporaties zetten zwaar in op bezuinigingen binnen het eigen werkapparaat om de schade zoveel mogelijk te beperken. De extra ruimte die dat biedt blijkt helaas vaak onvoldoende om eerder uitgesproken ambities te blijven realiseren.

Tegelijkertijd is sprake van een voorraad huurwoningen die niet optimaal wordt ingezet in het licht van de doelstellingen van beleid. Doordat een groot deel van het vermogen van de corporaties ‘vast zit’ in die woningen wordt het vermogen deels inefficiënt aangewend. Juist door een meer efficiënte aanwending van het vermogen na te streven kan de investeringscapaciteit worden vergroot.

Om dit te bereiken is scherp zicht op de mate waarin individuele objecten een bijdrage leveren aan de maatschappelijke en financiële doelstellingen van de organisatie onontbeerlijk. De IPD/aeDex benchmark biedt een prachtig instrumentarium om dit te realiseren. Tot mijn grote spijt moet ik echter constateren dat het aantal deelnemers aan deze benchmark lijkt te stagneren.

Als geen andere benchmark adresseert IPD/aeDex het rendementsvraagstuk als een herbeleggingsvraagstuk. Corporaties staan daardoor continue voor de afweging of continuering van de verhuursituatie bijdraagt aan een optimale realisatie van maatschappelijk en financieel rendement. De benchmark biedt daarmee interessante informatie om inzicht te krijgen in geleverde prestaties. Die informatie is niet alleen voor intern maar ook voor extern gebruik interessant en biedt de mogelijkheid om de transparantie te vergroten.

Een belangrijk argument dat ik vaak hoor om niet deel te nemen aan de benchmark heeft betrekking op de kosten die ermee gemoeid zouden zijn. Die kosten zijn inderdaad substantieel maar gezien de toegevoegde waarde die de benchmark kan bieden naar mijn mening te rechtvaardigen. Helaas blijkt in de praktijk dat veel kosten worden gemaakt in verband met onvolkomenheden in de basisregistratie. Deze kosten worden toegerekend aan de benchmark maar hebben daar in feite niets mee te maken. De betreffende onvolkomenheden zouden zonder benchmark ook moeten worden opgelost, zeker nu de marktwaarde van het bezit ook in zaken als de ‘reguliere’ waardering van het vastgoed van corporaties een steeds belangrijker rol gaat spelen.

Deelname aan de benchmark maakt duidelijk dat er nog veel verbeterpotentie in de bestaande voorraad zit. Door deze potentie zichtbaar te maken en er vervolgens naar te handelen zal nieuwe investeringsruimte ontstaan, waardoor corporaties ook in deze moeilijke tijden kunnen blijven investeren in de belangrijke opgaven waarvoor ze staan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten